Handelen met zelfkennis

Deze casus is nummer 3 van 4 in het thema Hoe kom ik aan meer morele moed?

M. is een baby van 4 maanden van een jonge moeder van 20 jaar. Moeder heeft een problematische verhouding met haar eigen moeder en slecht contact met haar eigen vader sinds de echtscheiding van ouders. Ze is weggelopen van huis en is met haar baby bij de moeder van een vriend gaan wonen. Moeder sliep, toen de baby drie maanden was, met vriend en baby op zolder. Dan loopt de baby een zeer ernstige brandwond in zijn gezicht op omdat hij tegen een verwarmingsbuis zou hebben gelegen. De baby is naar ziekenhuis vervoerd en na vijf weken toen hij naar huis mocht is er een V.O.T.S. uitgesproken en is het kindje in een tijdelijk pleeggezin geplaatst.
De pleegouders zijn erg geschrokken van de wond en vragen zich af hoe dit mogelijk is. Enerzijds willen ze wel open staan voor de moeder maar vanuit hun zorg voor de baby twijfelen ze openlijk of de baby weer terug naar huis kan. Van pleegouders wordt verwacht dat ze met respect omgaan met biologische ouders. Maar emotioneel is dat best moeilijk omdat ze dagelijks geconfronteerd worden met de mishandeling/nalatigheid van moeder in de vorm van de brandwond.
Als ik de pleegouders vertel over de achtergrond en het proces van vallen en opstaan van moeder beschaam ik het vertrouwen en de privacy van moeder. Als ik echter niets vertel over de situatie acht ik de kans groot dat de pleegouders een negatieve houding ontwikkelen richting de moeder. Ook zouden de pleegouders kunnen afhaken omdat ze geen vertrouwen in jeugdzorg hebben of het idee hebben dat er niet naar een goede oplossing gewerkt wordt. De samenwerking tussen jeugdzorg ouders en pleegouders is dus gebaat bij voldoende informatie over de situatie. Maar ik worstel met hoeveel ik vertel. Waar zit de grens tussen teveel en te weinig informatie om zowel ouder als pleegouder te geven waar ze recht op hebben, de één informatie de ander privacy? Wat vertel ik wel en wat vertel ik niet om begrip te kweken bij de pleegouders?
Iets waar ik rekening mee moet houden is dat ik houd van praten over dingen die me bezig houden. Ook wil ik graag aardig gevonden worden door zowel moeder als pleegmoeder. Het is hierdoor moeilijk voor mij niet te veel te vertellen over moeder. De pleegouders vertellen mij veel persoonlijke dingen en ik heb daardoor sneller de neiging dat ook te doen. Het risico bestaat bijvoorbeeld dat ik vanuit de vertrouwelijke band met de pleegouders meega in hun verontwaardiging over de brandwond en mijn breng persoonlijke verontwaardiging hierover met hen deel.
Veel van de informatie die ik geef om meer begrip voor moeder te kweken kan weliswaar leiden tot meer begrip maar doet de ongerustheid niet per se afnemen. Bovendien begrijp ik zelf ook niet altijd het gebrek aan inzet van moeder, haar passiviteit of de keuzes die ze maakt. Zo zijn er verschillende voorwaarden aan moeder gesteld door de gezinsvoogd ook in de randvoorwaarden zoals werk, inkomen en huisvesting in orde maken. Vertel ik dat moeder boos wegloopt bij het Uwv en een uitkering weigert omdat ze haar verblijfplaats niet wil verlinken? Moeten de pleegouders weten dat o.a. hierdoor het proces naar terug naar huis haperingen oploopt? Teveel vertellen aan de pleegouders kan zo dus ook ten koste gaan van de samenwerking tussen moeder en de pleegouders en dus het kind niet ten goede komen.
Om mijn worsteling hiermee te vergemakkelijken heb ik na reflectie en overleg een groot zorgteamoverleg gepland met moeder en pleegouders om bepaalde informatie gezamenlijk te kunnen delen zodat er openheid is. Van te voren stem ik af met moeder en pleegouders over wat ze van elkaar willen weten en mogen weten. Hierdoor wordt de samenwerking waarschijnlijk bevorderd en is mijn neutrale rol duidelijk. Het wordt hierdoor makkelijker niet in mijn persoonlijke valkuilen te stappen waardoor ik beter recht kan doen aan de privacy van de ouder alsook aan de informatiebehoefte van de pleegouders.