- Privé: Handelen in dialoog
- Meewegen van niet-pluis-gevoel
- Handelen met zelfkennis
- Tegen het `nee` van moeder ingaan?
M. is een jongen van 14 jaar. Hij heeft geen goede band met zijn moeder. Moeder heeft M. gekregen toen zij 18 was. Hij is de eerste jaren van zijn leven opgegroeid bij opa en oma. De ouders van M. gingen uit elkaar en zijn moeder kreeg ruzie met opa en oma. M. bleef bij vader, opa en oma wonen. Dit duurde enkele jaren, tot moeder via een rechtszaak het ouderlijk gezag over haar zoon terugkreeg. M. moest met tegenzin bij moeder gaan wonen. Sindsdien zag M. opa en oma eigenlijk niet meer omdat moeder dit niet wilde. Omdat het thuis niet meer ging is M. uit huis gegaan, ik werd zijn mentor. M. kon mij heel duidelijk vertellen waarom het niet goed ging tussen hem en zijn moeder. Hij vertelde mij dat hij zijn oma van vaderskant zo vreselijk miste. Moeder verbood echter het contact met haar. Maanden hebben we getracht moeder zover te krijgen dat er contact mocht zijn. Uiteindelijk werd oma ziek en had ze nog maar kort te leven. Met collega’s besloten we dat we eens per week samen met M. op bezoek bij oma wilden gaan. Omdat het onder begeleiding was en ik ondertussen wat ingang had bij moeder, kon dit plaats vinden, tot groot geluk van M. en zijn familie. Het ging snel slechter met oma en ze moest naar een hospice.
Via Stichting Wens kon oma nog een keer met een ambulance naar huis, de hele familie zou er zijn. Oma had de moeder van M. gebeld om te vragen of M. hierbij kon zijn. Dit stond moeder niet toe. Moeder belde ons ondertussen ook om te zeggen dat dit hoe dan ook niet ging gebeuren, zij had immers het gezag over M. dus zij mocht dat bepalen.
Als mentor van M. ervaar ik een moreel dilemma omdat ik zie dat het voor M. en zijn ontwikkeling beter is als hij bij deze dag aanwezig is. Daarnaast is het gevoelsmatig en vanuit menselijk oogpunt bijna onacceptabel naar oma toe als M. hier niet aanwezig is.
Om te checken of ik niet te dicht op deze situatie zit leg ik die voor aan mijn collega’s en de behandelaar. We hebben beide bovengenoemde opties (niet laten gaan en wel laten gaan) afgewogen maar ook de behandelaar kwam tot de conclusie dat we M. en zijn oma dusdanig te kort zouden doen, dat we daar als werkers niet mee konden leven. Ik heb moeder verteld dat we M. wel zouden laten gaan op grond van onze verplichting naar M. toe om goed voor hem te zorgen en vanuit mijn visie en de visie van onze organisatie dat we handelen ten behoeve van het kind. Moeder accepteerde dit uiteindelijk.