Uitgelichte thema's

Risico`s bij het hanteren van ethische kwesties

Bij dit uitgelichte thema is een serie cases geselecteerd die iets vertellen over risico`s die ervoor zorgen dat de afweging bij ethische kwesties niet optimaal verloopt.


De mythes van professionalisering

Over het algemeen worden lastige keuzes in de jeugdzorg samen met de client naar tevredenheid gemaakt. Desondanks wordt iedere professional regelmatig geconfronteerd met situaties waarin dat om verschillende redeneren niet lukt, neem bijvoorbeeld een problematisch echtscheiding. Dergelijke situaties geven jeugd- en gezinsprofessionals vaak handelingsverlegenheid.

In het onderwijs en in de zorg wordt veel gesproken over handelingsverlegenheid, wat doorgaans wordt opgevat als niet weten hoe te handelen in een lastige situatie. Er wordt  vaak houvast gezocht bij regels, protocollen en scholing om van de handelingsverlegenheid af te komen. Zo`n lastige situatie wordt extra complex wanneer de persoonlijke en beroepsmatige waarden van de professional in het geding zijn. Dan moet volgens ons een professional voor zijn afweging in de eerste plaats te rade gaan bij zijn morele kompas en daarover in gesprek gaan. Dat vraagt morele moed. We zullen dit illustreren met een voorbeeld.

Je bent het niet eens met het behoudende beleid van je  wat betreft het omgaan met intimiteit  tussen jongeren. Dat beleid is volgens jou eerder gericht op het voorkomen van klachten van ouders, dan op de ontwikkeling van jongeren.

Een gevolg hiervan is bijvoorbeeld dat een collega op de behandelgroep twee langer bevriende meiden van 15  verboden heeft samen in bad te gaan. De meeste collega`s staan hier achter. Jij hebt er echter moeite mee, aangezien je collega`s voor het verbod lijken te kiezen om een situatie te voorkomen waarin ze handelingsverlegenheid ervaren. Terwijl jij denkt dat het samen baden op die leeftijd een activiteit is die hen plezier en intimiteit kan bieden. Een week later vragen de meiden aan jou of ze samen mogen baden met badkleding aan.

Achtergrond

Dit voorbeeld vraagt om morele moed in een complexe beroepsethische kwestie. Deze begrippen hielpen bij ons onderzoek naar handelingsverlegenheid onder jeugd en gezinsprofessionals, dat we deden vanuit het lectoraat Diversiteit en (Ortho)pedagogisch Handelen in samenwerking met een grote jeugdzorginstelling.

Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de vraag hoe je morele moed bij handelingsverlegen professionals in complexe situaties kan vergroten. Om ons inzicht te vergroten, maakten we naast een literatuurstudie gebruik van een kwalitatieve analyse van tachtig beroepsethische kwesties. Deze cases zijn door jeugd- en gezinsprofessionals vanuit verschillende jeugdhulporganisaties in het land geschreven om de training Beroepscode, Tuchtrecht en werken met Richtlijnen af te ronden.

Kort samengevat zien we in de 80 cases dat professionals die zich een pedagogische visie en bijbehorende waarden gezamenlijk eigen hebben gemaakt, minder last lijken te ervaren van handelingsverlegenheid bij complexe beroepsethische kwesties. Ook lijken zij meer morele moed te tonen dan professionals die deze gezamenlijkheid niet ervaren en hun pedagogische visie niet scherp hebben. In de meerderheid van de cases zien we echter dat professionals bij complexe beroepsethische kwesties vaak alleen opereren en daarin regelmatig weinig rugdekking ervaren van collega`s en leidinggevenden. Een andere belangrijke uitkomst is dat in 50 van de 80 cases de professionals eerder als complex ervaren, als zij zich loyaal voelen naar verschillende partijen met verschillende behoeften of belangen. Deze loyaliteitsproblematiek lijkt bij cases waarin minder samengewerkt wordt het gevoel er alleen voor te staan te versterken. De handelingsverlegenheid die kan ontstaan door loyaliteitsproblematiek vraagt morele moed van de professional om tot een goede beslissing te komen. In de cases waarin professionals vanuit een gedeelde visie nauw samenwerken zien we dat de druk die verschillende loyaliteiten geven eerder goed wordt gehanteerd. Samenwerking rondom de pedagogische visie is zo bezien versterkend voor de morele moed van de individuele professional.

Deze website bevat een aantal interessante cases uit ons onderzoek en de daarop gebaseerde kennis te delen. Dit met als doel te laten zien dat complexe beroepsethische kwesties structureel onderdeel zijn van het werk in de jeugdzorg. Het is niet te voorkomen dat iedereen met complexe situaties blijft worstelen. We hoeven dat echter niet allen te doen en daarover willen wij graag de dialoog starten.

Voorgrond

Integer onderzoek doen vraagt nadenken over de context waarin kennis wordt opgedaan. Wij vroegen ons dan ook af of dit onderzoek professionals helpt beter om te gaan met de grote druk die de maatschappij op professionals in de zorg en in het onderwijs legt. Draagt het delen van ons onderzoek daadwerkelijk bij aan de toename van morele moed? We voerden hierover gesprekken met trainers beroepsethiek, jeugd- en gezinsprofessionals, managers, gedragswetenschappers en onze collega`s Fontys Hogeschool Pedagogiek. De kern van dit betoog is geïnspireerd door deze gesprekken.

Stelling

De kern van ons betoog is dat handelingsverlegenheid in de jeugdzorg rond complexe beroepsethische kwesties wordt vergroot door onrealistische verwachtingen van zowel de omgeving als de professionals zelf. Deze verwachtingen berusten op de aanname dat handelingsverlegenheid verdwijnt door kennis en vaardigheden.  Het is belangrijk om professionaliteit en professionalisering op een andere manier te gaan bekijken om handelen vanuit moed en (beroeps)waarden voor professionals gemakkelijker te maken. Om die stap te zetten, moeten we het hebben over de mythes van professionalisering die nog steeds grote invloed hebben op de aanpak en verwachtingen rond handelingsverlegenheid.  

De drie mythes van professionalisering

De heersende vooronderstelling is dat handelingsverlegenheid het gevolg zou zijn van een tekort aan kennis en vaardigheden van individuen of een gebrek aan self efficacy (Bandura, 1997). Daardoor ontstaat er een te eenzijdige en gerichtheid op training en scholing van het individu. Kennis en vaardigheden zijn zeker belangrijk, maar het bijspijkeren van professionals is niet voldoende om goed met handelingsverlegenheid om te gaan.

Hoe zijn deze verwachtingen over professionalisering door het vergroten van kennis en vaardigheden ontstaan en waarom zijn ze onrealistisch? We vermoeden, dat dit komt omdat veel denken over professionalisering gestoeld is op drie mythes. De eerste mythe is dat professionals alles binnen hun vakgebied kunnen (leren) wat betreft kennis en vaardigheden. De tweede mythe is dat deze kennis en vaardigheden ervoor zorgen dat ieder probleem binnen het vakgebied kan worden opgelost. En de derde mythe is dat een professional door deze expertise als autonome professional is, overzicht en controle heeft op hoe het behandelplan in de praktijk uitpakt en op het behalen van de prestatie indicatoren zoals client tevredenheid en doelrealisatie. In een tijd waarin de regie nadrukkelijk bij de client gelegd wordt is dus toch uiteindelijk de professional verantwoordelijk. Deze derde mythe wekt zo de verwachting dat de professional ervoor kan zorgen dat wat op papier staat ook realiteit kan worden.

Deze drie mythes oefenen invloed uit op zowel de verwachtingen van professionals zelf, als die van ouders, collega`s en leidinggevenden. Het is niet zo dat we heilig overtuigd zijn van deze mythes – want dat zijn we doorgaans niet – maar deze mythes zijn wel verankerd geraakt in wat professionals denken dat er van hen verwacht wordt in de jeugdzorg.

Handelingsverlegenheid is geen handelingsonbekwaamheid

Het zijn volgens ons juist de overspannen verwachtingen die aan deze mythes kleven die een groot aandeel hebben in het ontstaan van handelingsverlegenheid en werkdruk. De verwachting die ontstaat door de eerste en tweede mythe dat je alles rond een bepaald onderwerp individueel kunt oplossen na een bijscholing of training, brengt professionals in verlegenheid als het onvermijdelijke moment aanbreekt waarop zij niet weten wat te doen.

De invloed van deze drie mythes op onze verwachtingen kan ertoe leiden dat het onderscheid vervaagt tussen handelingsonbekwaamheid en handelingsverlegenheid. Handelingsonbekwaamheid kan tot op zekere hoogte wel worden weggenomen door kennis, ervaring en training. Handelingsverlegenheid is echter een structureel onderdeel van het werken in de jeugdzorg. Het is een beroep met complexe taken in een complexe context, die van de professional regelmatig ingewikkelde afwegingen vraagt. Dat handelingsonbekwaamheid echt iets anders is dan handelingsverlegenheid kun je simpelweg vaststellen doordat ervaren jeugd- en gezinsprofessionals met veel kennis bij complexe beroepsethische kwesties ook handelingsverlegenheid ervaren.

Verlegen zijn over verlegenheid

Wanneer het onderscheid tussen handelingsonbekwaam en handelingsverlegenheid niet duidelijk is, zal iedere twijfel en het terugdeinzen voor een moeilijke keus onterecht kunnen voelen als falen door onkunde of onvermogen. In het voorbeeld over de twee meiden die samen in bad willen is het negatieve gevolg hiervan te zien. Er wordt iets verboden om te voorkomen dat er een situatie ontstaat, die handelingsverlegenheid of klachten kan opleveren.

De professional zit niet alleen verlegen om de juiste keus bij een complexe beroepsethische kwestie. Er treedt ook een verlegenheid op vanwege de vermeende handelingsonbekwaamheid. In een werkcultuur waar de drie mythes de verwachtingen over onszelf en de ander grotendeels bepalen, kan er verlegenheid ontstaan die maakt dat de professional wil verbergen dat je de verwachtingen niet waar kunt maken. Het is aannemelijk dat er professionals zijn die zichzelf beschermen voor deze ontwrichtende gevoelens van onbekwaamheid en deze wegstoppen of verbergen voor hun collega`s. Ze kunnen bang zijn om af te gaan als ze eerlijk bespreken dat ze als enige niet weten hoe iets aan te pakken of af te wegen. Het moge duidelijk zijn dat dit de samenwerking en de gedeelde verantwoordelijkheid niet ten goede komt. Deze verlegenheid over de vermeende onbekwaamheid kan er voor zorgen dat intervisie en andere vormen van werkoverleg niet altijd uit de verf komen.

Dialoog noodzakelijk door complexiteit van het werk

Met de tweede professionaliseringsmythe, dat voor ieder probleem ergens kennis is die het kan oplossen, wordt de complexiteit van het opvoeden onderschat. Bij opvoeding en de ondersteuning daarvan hebben we altijd te maken met een complexe en steeds veranderende situatie, waarin kennis en plannen slechts tijdelijk houvast kunnen bieden. Veel gebruikte woorden als `behandelplan` dragen bij aan het idee dat je met de juiste aanpak en kennis deze complexiteit ongedaan gemaakt kan worden. Deze verkeerde voorstelling doet niet alleen weinig recht aan de realiteit van het werk in de jeugdzorg, het maakt het ook verleidelijk zoals we in het voorbeeld van de behandelgroep zagen, om de handelingsverlegenheid uit de weg te gaan. Door de drie mythes is het mogelijk onszelf voor te houden dat moeilijke afwegingen maken niet de kern van het vak is en zien we over het hoofd hoe noodzakelijk morele moed daarom is. Dat komt ook door de verwachting dat er kennis is, die dit lastige proces van samen zoeken en de onzekerheid die dat met zich meebrengt, overbodig maakt. Dit ondermijnt de urgentie van de broodnodige dialoog over waar het in de complexe beroepsethische kwestie ten diepste om gaat. Als de dialoog wordt uitgesteld of zelfs als onnodig wordt gezien, krijgt het proces van gezamenlijke visievorming onvoldoende aandacht. Dit bemoeilijkt niet alleen het omgaan met de complexe beroepsethische kwesties, maar ook het samenwerken. Het gesprek overslaan betekent dat de nodige ruggenspraak als bron van morele moed niet kan worden aangeboord.

De complexiteit van het werk vraagt om gesprekken binnen teams over gedeelde verantwoordelijkheid en de teamwaarden. We weten immers vaak niet wat onze collega`s vinden, en ervaren daardoor ook minder ruggensteun als we een moeilijke keus moeten maken. In het voorbeeld van de meiden die samen in bad willen is een gesprek over de waarden en de visie op de rol van intimiteit bij het goed opgroeien cruciaal. Het is belangrijk om samen met collega`s een koers te bepalen, op basis van dat wat de professionals gezamenlijk voor het kind nodig en nastrevingswaardig vinden. Zo kunnen teams de benodigde morele moed vergroten om met elkaar te gaan staan voor wat het meest van waarde is.

De voordelen van structurele handelingsverlegenheid

Bij handelingsverlegenheid is de gezamenlijke zoektocht met elkaar de passende wijze van professionaliseren. Wanneer we stoppen de professionalisering te richten op het individu kan de verlegenheid over het handelingsverlegen zijn afnemen. Handelingsverlegenheid is dan geen probleem meer maar een signaal dat er nog iets samen uitgepuzzeld moet worden (Zomerplaag, 2018). Het betreft zo een vorm dialoog die we normatieve professionalisering noemen (van Ewijk, Kunneman, van der Vet & de Waal, 2015) 

Dit levert bovendien meer realistische verwachtingen op over wat professionals wel en niet kunnen oplossen. Professionals kunnen niet alle gevolgen overzien, maar kunnen wel gaan staan voor dat wat zij met elkaar en samen met de client het belangrijkste vinden. Trainingen moeten dit proces van met elkaar zoeken en afwegen ondersteunen. Deze ondersteuning moet erop gericht zijn dat het gehele team zich uitspreekt en niet alleen de professional met de meest uitgesproken mening. Alleen als er een cultuur van gezamenlijkheid en gedeelde verantwoordelijkheid gecultiveerd wordt, kan de morele moed in het team groeien.

Kennis krijgt dan ook een andere rol in professionaliseringstrajecten. Het is niet primair gericht op het oplossen van problemen, maar op het versterken van de pedagogische visie. Het met elkaar onderbouwen, aanscherpen en bijstellen van deze visie schept voor de professional weer ruimte voor handelingsmogelijkheden. Professionals ondersteunen bij dit proces zadelt hen niet op met onrealistische verwachtingen over hun kunnen. De website morsprudentiejeugdzorg.nl, zou bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden om met het team een pedagogisch visie (verder) te ontwikkelen, opdat deze houvast en richting biedt aan het gezamenlijk pedagogisch handelen.

Ten slotte

We hebben betoogd dat de heersende opvattingen over professionaliteit en professionalisering rond complexe beroepsethische kwesties de professionals meer handelingsverlegenheid geven. Het handelen in de jeugdzorg vraagt een duidelijke, doorleefde en gezamenlijke pedagogische visie van de professionals en een dialoog om deze visie te ontwikkelen en aan te scherpen zodat deze richting geeft aan het handelen van de professional. Het is een visie die het team zelf met vallen en opstaan zal moeten blijven vormen.

Jan Vrielink en Inge Saris

Jan Vrielink MA, ethicus en docentonderzoeker Fontys Hogeschool Pedagogiek, Lectoraat Diversiteit en (Ortho)pedagogisch Handelen

Inge Saris MA, docent Fontys Hogeschool Pedagogiek

Ben ik te betrokken?

Deze casus is nummer 3 van 3 in het thema Inzicht in mijn rol als professional

Na diverse eerdere mislukte plaatsingen verblijven twee tieners eindelijk in een pedagogisch bekwaam, opgeleid en voor hun stabiel pleeggezin. De twee meiden met forse hechtingsproblemen als gevolg van de vele wisselingen van verblijfsplekken in hun eerste levensjaren, hebben de afgelopen twee jaar na de plaatsing goede progressie gemaakt in hun ontwikkeling. (meer…)

Draag ik de cliënt over?

Deze casus is nummer 1 van 3 in het thema Inzicht in mijn rol als professional

Recentelijk ben ik gestart met een nieuwe casus, cliënt W. van 15, die bij opa woont. W. heeft autisme en het gaat niet goed met hem. Hij heeft zich gesneden, heeft lichamelijke klachten en zijn schoolresultaten leiden hieronder. Een netwerkplaatsing moet rust geven voor hem. (meer…)

Wat doe ik met deze informatie?

Deze casus is nummer 2 van 3 in het thema Inzicht in mijn rol als professional

Ik werk als hulpverlener bij een gezin en heb een goede band met moeder J. J. vertelt me op een dag in vertrouwen een geheim. Zij heeft samen met haar ex-vriend L. de DNA test van haar 6 maanden oude dochtertje vervalst. De echte vader is de zoon van haar stiefmoeder (haar stiefbroer) en J. wilde voorkomen dat haar vader en stiefmoeder dit weten. (meer…)

Uitstellen van de beslissing

Deze casus is nummer 2 van 2 in het thema Risico`s bij het hanteren van ethische kwesties

P., een jongen van 12 jaar, is in onze behandelgroep geplaatst. P. woonde bij opa en oma maar vanwege heftige conflicten thuis is hij opgenomen op de groep. Opa en oma hebben de voogdij. Bij P. is sprake van een reactieve hechtingsstoornis en trauma. Opa, oma en P. willen alle drie heel graag dat thuis wonen weer lukt. (meer…)

Hoe mijn handelen uitgelegd kan worden

Deze casus is nummer 1 van 2 in het thema Risico`s bij het hanteren van ethische kwesties

Twee meiden, 14 en 15 jaar, verblijven al meer dan een jaar samen op de behandelgroep voor jeugdigen met trauma- en hechtingsproblematiek. Er is sprake van vriendschap. De meiden delen veel met elkaar. Ze gaan gelijkwaardig met elkaar om en durven elkaar ook op zaken aan te spreken. (meer…)

Meewegen van niet-pluis-gevoel

Deze casus is nummer 2 van 4 in het thema Hoe kom ik aan meer morele moed?

B. is de moeder van 3 kinderen in de leeftijd van 8, 12 en 14. Tussen de ouders loopt een echtscheidingsprocedure, opgestart door vader. B. is enige tijd geleden via een rechterlijke maatregel (RM) gesloten geplaatst geweest bij de GGZ vanwege haar problematiek, waardoor ze ook een gevaar zou zijn voor haar kinderen. (meer…)

Handelen met zelfkennis

Deze casus is nummer 3 van 4 in het thema Hoe kom ik aan meer morele moed?

M. is een baby van 4 maanden van een jonge moeder van 20 jaar. Moeder heeft een problematische verhouding met haar eigen moeder en slecht contact met haar eigen vader sinds de echtscheiding van ouders. Ze is weggelopen van huis en is met haar baby bij de moeder van een vriend gaan wonen. (meer…)

Tegen het `nee` van moeder ingaan?

Deze casus is nummer 4 van 4 in het thema Hoe kom ik aan meer morele moed?

M. is een jongen van 14 jaar. Hij heeft geen goede band met zijn moeder. Moeder heeft M. gekregen toen zij 18 was. Hij is de eerste jaren van zijn leven opgegroeid bij opa en oma. De ouders van M. gingen uit elkaar en zijn moeder kreeg ruzie met opa en oma. (meer…)