Ben ik te betrokken?

Deze casus is nummer 3 van 3 in het thema Inzicht in mijn rol als professional

Na diverse eerdere mislukte plaatsingen verblijven twee tieners eindelijk in een pedagogisch bekwaam, opgeleid en voor hun stabiel pleeggezin. De twee meiden met forse hechtingsproblemen als gevolg van de vele wisselingen van verblijfsplekken in hun eerste levensjaren, hebben de afgelopen twee jaar na de plaatsing goede progressie gemaakt in hun ontwikkeling.Ik heb vanuit mijn rol als pleegzorgwerker goed contact met het gezin en we opereren op basis van wederzijds vertrouwen en respect.
Dan doet een meerderjarige ex-pleegdochter ruim twee jaar na een in goed overleg beëindigde plaatsing aangifte tegen haar ex-pleegvader van seksueel geweld. Het betreft de huidige pleegvader van deze twee meiden.
Er wordt direct door de afdeling acute zorg een veiligheidsplan opgesteld om de veiligheid van de twee inwonende tieners te waarborgen gedurende het onderzoek door justitie. Onze bestuurder, manager en gedragswetenschapper eisen volledige transparantie en toewijding van pleegouders. Ze vragen mij om een inschatting te maken met betrekking tot het nakomen van deze veiligheidsafspraken door het pleeggezin en de beide pleegdochters en een controlerende houding hierin aan te nemen door het gezin onverwachts en frequent te bezoeken. Mijn leidinggevenden geven ook aan dat bij de minste twijfel van mijn kant of het niet naleven van de veiligheidsafspraken direct overgegaan dient te worden tot een uitplaatsing van de beide pleegdochters in het kader van hun veiligheid. Bij mijn positieve oordeel over het navolgen van het veiligheidsplan worden de meiden alleen uit huis geplaatst bij een veroordeling van de pleegvader.
De samenwerkingsrelatie met pleegouders is altijd erg prettig en constructief verlopen en pleegouders geven aan blij te zijn met mijn controlerende en adviserende rol in deze kwestie. Op basis van deze goede band verwachten de pleegouders dat ik mijn vertrouwen in hen uitspreek met een positief advies. Ook de meiden zelf kiezen de kant van hun pleegouders en willen blijven. Iets dat gezien mijn inschatting van de veiligheid en de hechtingsproblemen van de meiden en hun positieve ontwikkeling op deze plek mijn gevoelsmatige voorkeur heeft. Een uitplaatsing tegen hun zin in is gezien de voorgeschiedenis van juist deze twee pleegkinderen desastreus voor hun sociaal emotionele ontwikkeling. Maar misschien ben ik te betrokken en niet meer objectief.
Ik voel vanuit mijn leidinggevenden de druk om negatief te adviseren, want honderd procent veilig is het alleen als de pleegkinderen worden uitgeplaatst. Ik heb hierdoor het gevoel dat mijn leidinggevenden bij mijn goedkeuring niet achter me zullen staan als er iets misgaat. Als professional kan ik bovendien geen permanent toezicht houden waardoor ik geen 100% veiligheidsgarantie kan bieden voor de nog inwonende pleegkinderen. Ook moet ik meewegen dat bij een veroordeling van de pleegvader de meiden sowieso uit huis worden geplaatst.
Mijn dilemma is dus de volgende: voldoe ik als professional aan de verwachtingen die pleegouders en pleegdochters van mij hebben op basis van de opgebouwde werkrelatie en adviseer ik positief op de haalbaarheid en de uitvoering van het opgestelde veiligheidsplan of geef ik als professional aan dat er in deze situatie geen 100% garantie tot controle, veiligheid en bescherming mogelijk is met een uitplaatsing en traumatische ervaring voor pleegouders en de pleegkinderen tot gevolg.
Uiteindelijk kies ik ervoor de uitvoerbaarheid van het veiligheidsplan af te keuren omdat alleen zo de veiligheid van de meiden kan worden gegarandeerd. Maar ik hou mijn twijfels of ik hier het beste heb gedaan. De druk van de organisatie die ik heb ervaren en de onduidelijkheid in de regels hebben misschien een te grote invloed gehad op mijn beslissing.